Je hebt soms van die dagen, ja soms een hele rij
dan weet je werkelijk niet waarvoor je leeft.
Je zit met duizend vragen. O God, wat zit er scheef?
Of is het, dat ik U de eer niet geef?
Ik kom het niet te boven, zit treurig aan mijn dis.
En ‘k zeul maar met mijn lasten. O God, wat is er mis?
Dan komt het ene antwoord van de God die ons bemint:
‘Zorg dat er geen je loflied stoort. Dank Mij in alles kind.’

Sinds ik weet, dat ik U in alles danken moet
Loven moet, prijzen moet, ontwaar ik een bron
vol overvloed: Uw liefde als waterstromen.
O wonder, wat een bron is dat.
Het stroomt al maar door. Al het droge wordt nat.
O wonder, wat een stroom is dat,
waar alles begint te groenen.

Sinds ik weet, dat ik U in alles prijzen kan,
loven kan, danken kan, zo sla ik mijn vijand in de ban.
O wonder, mijn hart gaat leven.
O glorie, wat een leven is dat.
Mijn hart krijgt een bad, o wonder, dat ik vat.
Heer Jezus, wat een wonder is dat:
Mijn grond, waar Uw bloemen bloeien.

(1 Thess.5 : 18 SV)