De Heer bepaalt het tempo van mijn gaan,
soms wil ik zelf wat al te snel.
Mijn vader ziet me echter wel
en zorgt dat ik dan stil blijf staan.

Hij geeft me beelden dan van blijde rust,
van bloemen, sterren, vogels in de bomen,
van zonlicht vol met gouden dromen,
een mens door God opnieuw gekust.

Soms dwingt de druk van 't eigen leven
mij toch tot haast en ergernis.
Ik zie niet meer dat God aanwezig is,
en ik vergeet, soms lang, soms even.

Maar dan opeens zijn trouwe Vaderhand.
Hij is nog steeds rondom aanwezig,
en altijd met Zijn kinderen bezig,
Hij brengt mijn rust tot stand.

Ik mag verrast dan telkens weer ervaren
de moed die hij me steeds weer geeft.
Omdat Hij eeuwig is en in mij leeft.
Wie kan zo'n Vader evenaren?

En in die rust geeft Hij mij kracht.
Ik ben bij Hem in druk geborgen.
En elke  nieuwe bange morgen
weet ik dat Hij in al zijn trouw mij wacht.

De Heer bepaalt het tempo van mijn gang.
Ik hol maar voort, Hij pakt me beet,
zodat ik elke keer weer weet:
'Hij is mijn rust, ja levenslang.'