'k Was gisterochtend chagrijnig
en ik wou niet uit mijn bed.
Ik bleef liggen en zei weinig,
'k heb de wekker afgezet.
Toen dacht ik: 'Ik ga me douchen'
en ben toen maar opgestaan.
Wat moest ik mezelf pushen
om weer aan de slag te gaan.

Tanden poetsen, haren kammen,
'k at een gehaast ontbijt.
Scheren en dan door gaan drammen
anders kwam ik niet op tijd.
En zo kwam ik in een file,
zoals dat wel vaker gaat.
'Rijd eens door, slome debielen,
zie je niet, ik ben al laat'.

Zo gestrest, zo zenuwachtig
zoals boven is geschetst,
is waarachtig kinderachtig
't is gedrag dat and'ren kwetst.
'Zou dat nou niet anders kunnen?'
heb ik mezelf afgevraagd.
Gewoon mezelf de tijd te gunnen,
rustig aan, niet opgejaagd.

''t Is al veel te kort dit leven'
dacht ik: 'en wat erg is.
dat ik 't moois de dag gegeven
elke dag opnieuw weer mis
't Leven biedt ook and're zaken,
waar ik van genieten mag,
waar ik van ontroerd kan raken,
het gaat snel, dus pluk de dag.

'k Was vanochtend reuze monter
ik sprong vrolijk uit mijn bed.
en ik zag; 'De zon die komt er'
'k heb een kopje thee gezet.
'k Dankte God toen 'k had ontbeten
'k vroeg zijn zegen voor de dag.
Wat ik deed heeft mij gespeten.
'Dank U Heer, 'k ga aan de slag!'