Ik zag op tv de indringende beelden
van een wanhopig bestaan
Er waren drie meisjes, die armoede deelden
geen toekomst om verder te gaan
Hun ouders waren aan aids overleden
ze waren zes, acht en elf.
Hun hutje van leem waar ze 't huishouden deden
ze zorgden daar zo voor zichzelf.

't Toilet hadden ze ergens buiten gegraven
het water was vies en besmet
Hun voedsel bestond uit het smaak'loos cassave
een smerig kleed was hun bed
Levensangst stond in hun ogen te lezen
hun leventje kende geen rust
Want dagelijks hadden ze mannen te vrezen
die waren gedreven door lust.

Ik zag die beelden en dacht over God na
Kent Hij die beelden dan niet?
Is God niet daar in het verre Cambodja?
Ziet Hij dan niet dit verdriet?
Of is het juist God die naar deze ellende
een cameraploeg heeft gestuurd?
Omdat Hij 't verdriet en het onrecht best kende
en is Hij dus daar in de buurt?'

De meisjes die krijgen nu hulp aangeboden
een schooltje wordt voor hen gebouwd.
Laat God ons zo zien dat Hij zicht heeft op noden
en ook van die meisjes veel houdt?
Zijn wij een instrument in Zijn handen?
werken wij volgens Zijn plan?
Helpt Hij door mensen de arme landen?
Ik weet niet, maar 't is mooi dat het kan.

Een antwoord op Gods ondoorgrond'lijke wegen
lijkt soms verrassend dichtbij
Als wij mogen helpen, dan voelt dat als zegen
dan denk ik: 'God is erbij'.
Twijfel ik soms:'Was dit echt God zijn planning?
of beschikte het lot?'
Wat maakt het uit, 't geeft een dankbare stemming
Drie meisjes zijn blij, dank U God.