Ik vond haar langs zonnewegen
op een hoge heuvel, wijd en blank
een bloem met een gouden hart geweven
gedragen door een sterke liefdeshand.

Ik wilde haar zo graag eens strelen
maar ze mocht zelfs niet  aangeraakt
was niet bestemd voor 't gewone leven
spande zij van ver een afstandsdraad.

Van ver mocht ik haar aanschouwen
en vol bewondering, liefelijk aanzien
maar zij gaf mij het  vertrouwen:
weet dat ik voor alle mensen dien.

Zij zag niet eens mijn liefdesogen
voelde niet het kloppen van mijn hart
zij bloeide stil en heel ingetogen
alsof zij mij daar nooit had verwacht.

Zij strooide zaden uit van echte liefde
die 'k mocht ontvangen met gulle hand
-vergeet zelfs niet diegene die Hem griefde
maar breng ze ooit weer naar Zijn kant.

Gevoed door 't hemels licht met gulden stralen
bleef zij dankbaar leven in Zijn gaard'
haar weerschijn mocht ik voortaan dragen
en houd met beide handen die in dank bewaard!