Hij had een liedje opgezet
- een liedje van een warm verlangen-,
hij werd er in ’t geloven door bevangen
en wist: de Heer heeft mij gered.

Hij luisterde tot ’t laatst’ akkoord,
genoot intens van kinderstemmen,
zo wilde hij de Heiland kennen
en leven met het lief’lijk’ woord.

In vreed’ en rust kon hij gaan slapen,
hij gaf zich over in de nacht
want Jezus hield getrouw de wacht.

Toen hij die morgen bij ’t ontwaken
zichzelf zag werken op die dag,
werd ’t liedje hem tot blijde lach.