Ik heb mezelf weer losgezongen,
vanmorgen in de kerk.
Het orgel strooide klanken rond vanuit het volle werk,
mijn geest vervloog, de nieuwe week is rijk begonnen.

De muzikant was als vanouds vol vuur
en ik verloor mij in dit kostelijk verheven uur.
Hij speelde met meeslepende akkoorden,
verwarmde mijn gemoed.
Daar tussendoor zijn fonkelende koormuziek
als reidans in een lange stoet.

Geen zwaar dogmatisch klankbetoog,
geen oeverloos gekissebis.
Maar ik vertaal zijn woord en lied
tot klaar en helder zicht
en het verlicht
de barre zoektocht naar geloof.

Zo kan ik zijn zoals ik ben
met al mijn stamelende vragen.
Soms schraal van liefde, peilloos diep gezakt
en met een hinderlijke last bepakt.
Ik val, sta op: muziek heeft mij opnieuw gedragen.

Blij opgeruimd mag ik dan schuilen,
dat afgedankte juk verruilen
voor strofen vol van schaterlach.
Verheugd zing ik tot slot het Amen, Amen.
Mij lonkt een muzikale nieuwe dag.