Hij kent mijn vallen en mijn falen,
en toch laat Hij mij nooit alleen.
Ik mag Hem kennen door verhalen,
Hij geeft zijn kind voor brood geen steen.

Hij kent mijn nukken en mijn grillen.
Hij weet waar ik te kort in schiet.
Hij ziet waar ik me zal vertillen,
maar hij verlaat me daarom niet.

Hij weet mijn ontrouw, mijn vergeten,
mijn onverschilligheid, mijn pijn.
Hij ziet mijn radelooshied, niet meer weten,
maar wil toch altijd bij mij zijn.

God kent me, maar blijft toch mijn vriend.
Waar vind ik zo een vriend op aarde?
Hij blijft bij mij en onverdiend
geeft Hij me daarmee nieuwe waarde.

God kent me, laat me deze vriend vereren.
Hij is dichtbij in vreugde en smart.
Ik mag bij Hem in alle tijden tot Hem keren.
Hij is de troost, de vrede van mijn hart.