Met Pasen was ik in Jerusalem,
de Goede Week, in de Stad der Steden;
in ’t jaar drie en dertig klonk er Zijn stem
op de weg die Hij daar heeft getreden.

Hij is toen daar door de straten gegaan,
Hij werd door God en mensen verlaten
heeft voor kerk’lijk en aards gericht gestaan
die het handelen naar recht vergaten.

Maar op de Grote Morgen komt Hij weer:
Hij gaat door de straten als De Koning,
en die Stad draagt de naam: daar is de Heer.

Met Pasen ben ik in Jerusalem,
Hij, de Vorst van Pasen, houdt er woning
Zijn lof zal ik daar zingen met mijn stem.

bij Mattheϋs 27 : 31; Ezechiël 48 : 35;
Openbaring 1 : 12 - 16; Psalm 87 : 7.