‘k Heb niet zoveel waarop ik mij beroemen kan.
Dus zal ik roemen in mijn Heer en God.
Als ‘k afzie van mijn falen, wat ontdek ik dan?
Wij hebben een zeer groot almachtig God.
Wij hebben een zeer groot beschermend God.
Wij hebben een zeer trouwe Vader God.
Hij geeft mij de kracht, als ik Hem verwacht.
Wij hebben een ontfermend Vader God.
 
Hoe is het Hem te kennen in Zijn majesteit?
Hij is het, die daag’lijks nieuwe dingen doet.
Ik raak mijn hart en hele leven aan Hem kwijt.
In Hem is al mijn heil en vree bereid.
Wij hebben een zeer diep bewogen God.
Wij hebben een zeer hoog te loven God.
Hij geeft ons de moed. ‘t Wordt alles goed.
Daar ‘s kracht in Zijn verlossend reddend bloed.
 
Zijn kruis moet in de branding van ons leven staan,
verankerd, vast. Je kunt er niet omheen.
Ons rustpunt van behoud op ‘s levens oceaan.
Hij stilt de stormen: Jezus, Hij alleen!
Wij hebben een zeer groot genadig God.
Wij hebben een geduldig heilig God.
Al wie Hem geloof, is ‘t heil beloofd.
Wij hebben een zeer hoog te prijzen God.
 
Hij heeft Zijn sterke vaderhand op mij gelegd.
Als wie Hem aanroept maakt Hij tot Zijn kind.
Hij heeft Zijn goddelijk “ja” diep in mijn hart beslecht.
In Hem is ‘t, dat ik al mijn bronnen vind.
Wij hebben een groot Bevrijder: Zoon van God.
Een Redder, Herder, Leider, Zoon van God.
Hij geeft kracht naar kruis.
Ja van kruis naar kracht
en Thuis zal Hij er zijn, D=die op ons wacht!