Stikdonker het dal
Zelfs geen sprankje licht.
Al schuivelend tast ik,
om me heen zonder zicht.
 
Slapeloos de nacht.
Grauw nadert mijn dag.
En satan, sart me
met gemeen hoongelach.
 
Doodmoe mijn lijf.
Mijn denken verward.
En al mijn kleren,
zijn troosteloos zwart.
 
Die troosteloosheid,
Heer, waar brengt me dit.
Ik voel me als Job,
die op een ashoop zit.
 
Kreunend gestamel:
God... waar bent U toch.
Is Uw liefde voor mij,
dan wel boerenbedrog?
 
Dat U me beproeft,
wil ik aanvaarden Heer,
maar houd U niet stil
en antwoord me  weer.
 
………………………..
 
Zie…. in mijn dal,
toch, een sprankje licht.
Ik houd mijn ogen,
op dat lichtpuntje gericht.
 
Is het toch waar,
dat mijn God mij wel ziet.
Ontvang ik hoop,
ook al begrijp ik Hem niet?

Mag ik weer opstaan,
gezond, helder van geest
Gods liefde ervaren,
die er steeds is geweest?