Van vreugde wil mijn hart lofzingen,
mijn lichaam wil van blijdschap springen.
Hoog op de berg loof ik Uw Naam
want U leidt ons en houdt ons saâm.

Van ouds hebt U ons aangezien,
Geleid, geborgen. Leiders die misschien
zichzelf wel wilden weiden:
U het gemaakt dat zij ons door gevaren leidden.

Verhalen wil ik van de macht van God,
in Hem legt een woestijnvolk zijn heerlijk lot.
Een weg te gaan met U, als eigentijdse mens
is ook voor ons een diep verlangen, onze wens.

U hebt ons in Uw hand genomen,
dat hebben w' uit uw Woord vernomen.
Uw toorn duurt slecht een korte tijd,
genade duurt tot in Uw eeuwigheid.

Waar ons hart slechts naar boosheid vraagt,
bent U het die ons naar uw vrede draagt.
U zingen wij de lof van 't nieuwe leven
U wilt, uit boosheid weg, het eeuwig welzijn geven.

Frans den Harder