Wat was ik bang
toen tegenstand en zonde,
mijn hart, mijn leven belaagden.
Voor ogen zag ik de dood,
met wie kon ik het leven aan?

U riep ik aan, o God
in al mijn nood, in de ellende
dat 'k doelloos sterven zou,
ongekend en onbemind,
en eenzaam ondergaan ten tijde van het kwaad.

U kwam, verhoorde mijn gebed.
Ik zag de aarde, vol ontzetting
beven voor uw majesteit.
Waar duisternis was en donder:
Uw woord was er, Uw stem, U zelf.

Waar alles om mij heen te hoop liep
om mij weg te vagen, dáár was
Uw woord, Uw stem van welbehagen.
U leerde mij de vrijheid om te leven,
ook als de nood mij bijna overmant.

Nu wil ik loven God, Uw naam
en blij vertellen wat U voor mij deed.
Verwonderd sta ik, dat ik leef,
dat U mij recht verschafte, toen ik leed,
Uw stem mij opnam in Uw raad.

U loof ik als de Redder
van al wat geen stem heeft, is vertrapt.
U loof ik om het recht dat volken roept
te horen naar uw stem; te leven naar U woord
dat vrede brengt.

Uw naam, God, gaat de tegenstand te boven
en brengt mij in de weg van licht en heil.
Laat heel de wereld horen, en U loven
dat wat U brengt ons leven is,
en niet de dood waarvoor ik vrees.

Ik dank U God, mijn rots, mijn vesting.
Mijn weerstand laat U buigen naar uw eis.
U richt mijn ziel en zonder tegenstreven
verlang ik altijd naar  Uw huis,
naar Uw paleis.

Frans den Harder

ingezonden 29 juli l 2005