Met alle mensen deel ik het lot:
de roem van U, mijn God.
Arm of rijk zijn er gelijk,
zij mogen leven van Uw vrederijk.


Ik vrees geen enk'le dag
omdat ik bij U behoren mag.
Vertrouwen doe ik niet op slinkse wegen,
dan kom ik immers slechts mijn zonden tegen.
Je kunt aan God niet met wat je hebt betalen,
Hij wil je uit genade binnenhalen.
't Gaat niet om dwaas zijn, of een held,
't is niet de rijkdom waar jij zo op bent gesteld.
Het graf dat blijft, dat is je woning,
maar verder, verder voert de Heer, de Koning.
Een mens die horen wil en gáát,
Hij vindt bij God zijn toeverlaat.


't Zijn niet de doden, Heer, die Uw naam lofzingen,
't zijn geredden. Zondaars worden hemelingen.
Het is goed uw God toe te behoren
en mee te zingen in der eng'len koren.
Frans den Harder


14 juli 2006