Uw naam te loven is mijn rots,
Uw heerlijkheid noem ik met trots,
Uw liefde wil ik in mijn hart bewaren,
spelen de harp en citer, liefelijke snaren.

Groots is Uw schepping, telkens weer,
zingt zij Uw lof, U bent haar Heer.
Wie onrecht doet, is onbekend
met warmt’ en liefde in Uw tent.

Wanneer ik niet Uw weg wil gaan,
laat U mij falend buiten staan.
U geeft een plaats mij in Uw woning
nu ik U roemen mag als Heer en Koning.

U legt Uw hand op mij om mij te troosten,
U weert van mij wat m' is ten boosten.
Recht kijk ik in de ogen van het kwaad,
omdat U mij vol vreugde leven laat.

De palmboom, edel, hoog verheven,
is beeld van 't Gode toegewijde leven.
'De Heer is recht', is ‘t lied dat wij Hem zingen,
die sterke God, Hij leert mij dansen, voor Hem springen.
Frans den Harder