Voordat ik was geboren
wist U al van mijn naam.
Ik vouw mijn handen saam,
ik mag bij U behoren.

Alles wat ligt verborgen
wat U gegeven had
aan Israël als schat
verwacht ik deze morgen.

Mijn hand zocht eer het duister
dan Uw vertrouwde stem,
verloren, zonder Hem
kende ik niet Uw luister.

U bent Heer en anders geen,
naar wie moet ik nog heen?
 

Bij Jesaja 45:4 en 5