In stilte willen wij U wachten,
U komt in ’t leven ons nabij.
Onze gedachten zingen blij
Dat U de pijn ons wilt verzachten.

Wij horen ’t juichen langs de wegen,
de mensen juichen, groot en klein:
wilt U voor ons de Koning zijn,
ons aller leven tot een zegen?

U gaat op d’ ezel door de straten
en wenkt ons met U mee te gaan;
wij blijven maar ter zijde staan.

Wij hebben U alleen gelaten.
Wij horen straks dat U ons zegt
dat U zich in Gods handen legt.