Uw heil, o God, bleef ik verwachten
en ‘k hoopte op Uw trouwe tederheid,
maar in het leven maakte mij mijn strijd
tot een voorgoed gevangene, verachte.

Ik zit in helse pijn gevangen
en vraag u om een beter levenslot.
‘k Verlang naar U, mijn lieve Vader, God
of moet ik toch een aardse held verlangen?

U spreekt mij aan: ‘zie om je heen,
hoe liefd’ en blijdschap je omringt
en wie geboren werd de lofzang zingt.
In alle nood laat Ik je niet alleen’.

Ik leef in U als in een veil’ge woning,
Uw wil te doen is mij nu tot bekroning.

Bij Psalm119: 166
Matteüs 11:3