Mijn bakker is wakker
terwijl hij in het jeugdig
ochtendrood,
neuriënd zijn deeg rolt
voor “ons dagelijks brood”,
jaagt er door mijn poriën
een boeket van kakelvers.

‘k Moet plots denken
aan de man op de akker,
heel vroeg op,de arme stakker.
Strooiend in een groeikorrel
van zielsverlangen,
biddend om te oogsten
in zwanenzangen.

Tarwe, halm, koren, aar.
Ook voor mij
arme zondaar.