wat slierten, perzikkleurig ingevuld.
Als straks de lakse dag is uitgebruld
- geen gierende geluiden in het grijs
van schaduwwegen, enkel nog een wijs
beklijvend zwijgen dat geen klanken duldt
och, toon me dan dat gij nog spreken zult
en openbreken in een paradijs
van oosterlicht, kom, laten wij het meer
maar oversteken, vrienden van de wind.
We roepen moedig : "Golven leg u neer !",
zodat de vissersboot weer vrede vindt.
Och, toon me nu dat gij niet slaapt mijnheer
maar storm, orkaan, tempeest, steeds overwint.
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.