Ik weet wel, wat ik wezen wil:
Een Gods kind, puur en rein.
Ik weet wel, wat ik worden wil:
Een vat vol zonneschijn.
En overal waar ik dan kom,
daar kijkt de duivel achterom
omdat hij mij niet krijgen kon.
Van Jezus zal ik zijn!
 
Ik weet wel, wat ik wezen wil:
Mijn Redder volg ik na.
Ik weet, waarvan ik zingen wil: 
Gods Lof! – Halleluja!
Alwaar ‘k dan ooit mijn voetstap zet,
zij ’t antwoord op Zijn stil gebed
omdat ik op mijn Redder let
en leef slechts tot Zijn eer!
 
Maar… wat ik in eigen kracht ooit til
heeft nul en gener waard.
Dit feit heeft mij om Jezus’ wil
Gods Woord geopenbaard.
Slechts als ik kom, moe, zwak en klein
dan wil de Heer mijn Leidsman zijn.
Dan drink ik uit Zijn heilsfontein,
dan maakt Hij alles nieuw!
 
Heer, leer mij Uw zachtmoedigheid:
De minste hier te zijn.
In dienstbaarheid en nederigheid
in eigen werken klein
Mijn ik kan niet meer blijven staan
waar het Uw kruis verdraagt.
Daar brengt het ware vrede aan
die eeuwig blijft bestaan.