O Vader,
die de bloemen uitstrooit op de bomen,
en velden kleurt met geel en groen.
Een voorproef van de laatste dromen,
verhalend wat Uw hand kan doen.

O Vader,
die de gele regen dan laat zingen,
en kale takken wuivend juichen doet.
Gij geeft een stem aan nieuwe dingen,
en al wat juicht wordt blij begroet.

O Vader,
die de tere bloesem laat vertellen
dat 't dorre hout nog leven kent.
In elke bloem is het te spellen
dat u de Heer van leven bent.

O Vader,
laat de stemmen van uw teerbeminden
nog samen juichen met het bloeiend goud.
Laat men in 't lied elkaar nog vinden,
't is God die het in leven houdt.

O Vader,
Laten de armen van de radelozen
zich strekken naar het bloeiend licht.
Gij hebt voor altijd ons gekozen.
Gij geeft de lente stralend vergezicht.