Heer,
als ik tot U bid,
nee lig ik niet geknield,
maar zit opgevouwen
op de grond,
het hoofd gebogen, leunend op
mijn gevouwen handen
die op mij knieën liggen.

Heer,
zo wacht ik een poosje tot het
stil wordt in mij.
Zachtjes vertel ik U waar ik
blij mee ben en
wat mij verdrietig maakt,
het is vertrouwd en veilig
zo met U te praten omdat
mijn leven
U interesseert
U luistert altijd.

Heer,
vragen om allerlei aardse dingen
wordt steeds minder,
U leert mij
zoek eerst Gods koninkrijk
daarom vraag ik U
steeds opnieuw
mijn hart rein te maken en
in mijn binnenste een
vaste geest te schenken.

Heer,
ik noem U de namen van
mijn zeer dierbaren,
van mensen die worstelen met U
of juist niet meer
omdat ze te moe zijn.
Namen van mensen die ziek zijn en
die niet meer genezen zullen,
van diegenen die eenzaam zijn
en teleurgesteld.

Heer,
waarom noem ik U de namen?
Nee, niet elke dag
vaak vergeet ik er menigeen.
U vraagt dit van mij
doe het elke dag weer
doe het tot
Mijn dag aanbreekt.

Heer,
zo zittend op de grond
eerbiedig en
klein opgevouwen
wacht ik tot het helemaal
stil in mij wordt
en rustig
zodat ik Uw stem kan horen.

Heer,
dank U wel
dat U er altijd bent.
Gerda Allersma