Wanneer ik de schoonheid van mensen bewonder,
de glans van Uw schepselen aanschouw,
hun lichamen wonderbaarlijk gevormd,
kunstig geweven op onzichtbare zielen.

Dan weet ik hoe slecht het is ze te schenden,
hoe barbaars ze te laten vallen in vreemde handen,
hoe dom er niet van te genieten,
af te wijzen als bedorven voedsel.

Uw gaven geschapen om ze te proeven,
geschenken het diepste genieten waard.
Niets kan mij weerhouden U te prijzen,
Uw lof te verkondigen uur na uur.

Dag na dag mijn lijf te begroeten,
het als een geschenk uit Uw hand te aanvaarden,
te geven aan die ene geschonken aan mij,
Uw wonderen te delen met die mij liefheeft.

Schijnt de zon op gave huid,
het sterrenlicht in heldere ogen:
geniet dan de tederheid die strelend koost,
de zachtheid van matglanzend vel.

De siddering vanuit het diepst van de ziel,
is een gebed van dank om wat ons overkomt.
Niets kan de diepte van dit geluk evenaren,
geen mens heeft groter wonder bedacht.

Prijst dan en looft Hem kinderen van mensen,
luid klinkt uw zang om wat Hij bedacht:
wonder van schoonheid, wonder van liefde,
aardse vreugde die eeuwigheid wacht.
Pieter van Welleveld