De stilte brengt mij tot de Heer,
die zacht mijn hart bespeelt.
Die mij laat weten keer op keer,
ik heb het brood met jou gedeeld.

En zacht beroert Hij ook mijn geest,
fluistert, vertrouw op mij.
Ik ben er steeds voor jou geweest,
zet al je wanhoop eens opzij.

Terwijl de beken ruisend klateren,
breng ik jouw ziel geheel tot rust.
en ga met jou langs stille wateren,
geef jouw mijn zegen heel bewust.

Al moet je soms door diepe dalen,
ben ik er soms heel even niet.
Roep mij dan aan zonder te dralen,
ik ben jouw rots van puur graniet.

Ik zag jou al voordat je was geboren,
en geef jou water uit mijn gouden bron,
Ik heb jou éénmaal uitverkoren,
en laat niet varen wat Ik ééns begon.
Anton van der Haar