Zij waren vrienden voor het leven,
de één gelovig, de ander niet.
Hun instelling, was om het even,
toch was er één die God verliet.

De natuur voor beiden heilig,
hun idealen naar hetzelfde doel.
Geborgen in God voelde de één zich veilig,
de ander leefde meer op zijn gevoel.

Een twistgesprek dat was verloren tijd,
er was respect voor elkanders mening.
Het onaantastbaar fenomeen ten spijt,
bracht niet het geloof dat dit verving.

Het ongeloof kent een bepaalde trots,
een pantser tegen Goddelijke pijlen.
Je bent oersterk, jij bent de rots,
gevormd met eigen beitels en met vijlen.

Doch beiden streefden naar hetzelfde doel,
en waren dienstbaar naar hun medemens.
Je kon niet kiezen tussen beiden op gevoel,
maar één van beiden stopte bij Gods grens.

Geen waardeoordeel wordt door ons gewikt,
Gods wetten worden niet door ons gemaakt.
Tenslotte is het Hij die zo beschikt,
wie er in hart en ziel wordt aangeraakt.
Anton van der Haar