hij sprak en schreef over het eigen ik,
hij noemde dat de vestingstad mensziel
die bij de vijand in diens handen viel
God’s tegenstander tot de laatste snik

de Koning kwam en nam de stad weer in
de Stadbestuurders: zij moesten komen
wat hen wachtte, dat waren geen dromen
’t beheer door de vijand was naar hun zin

zij spraken : Uw vonnis is rechtvaardig
wanneer U zo met ons zoudt handelen
het is naar het recht en Uw eer waardig

de Koning sprak: aan Mij is alle macht
Ik mag vergeven al uw wandelen
Ik geef gratie aan wie ’t van Mij verwacht

bij: Bunyan, de heilige oorlog