Wat zou ik nog graag vliegen
over de bergen heen
naar dalen waar het zonlicht
zoals weer vroeger scheen.
We zongen en we lachten
ons van geen kwaad bewust,
met diep bij ons vanbinnen
een innerlijke rust.

Maar dagen gaan en komen.
Er is een and’re tijd
van plagen en van zorgen
en eindeloze strijd.
Mijn God, bent U nog zichtbaar?
Het wordt rondom mij stil
en al mijn vuur’ge wensen
gaan niet zo ik het wil.

Draag mij toch over bergen
naar dalen van Uw rust,
waar U mij als een Vader
op beide wangen kust.
En laat mij zachtjes weten
dat U mij teer bemint,
zodat mijn hart kan zingen:
Ik ben Gods dierbaar kind!