Een lammetje,
verdwaald en nog zo klein,
verlangde naar de Herder,
om dicht bij Hem te zijn.

Onder een struik tussen
de takken gekropen,
zag hij van alles maar
niet zijn Herder lopen.

Het lammetje was bang
en ook zo moe,
en al snel sloot
hij zijn oogjes toe.

De Herder zag hem liggen,
tilde hem voorzichtig op,
en fluisterde zachtjes:
”Wat ben je een domkop.

Waarom ben je toch
bij Mij weggegaan,
zonder mij kan je dit
leven toch niet aan”.