Al kon ik alle talen spreken
die op de aard' worden gehoord,
wanneer de liefde zou ontbreken,
was dan niet elke stem gesmoord?
Dan klonken slechts wat loze woorden,
dan was het slechts een schel metaal,
dan was het leeg wat mensen hoorden,
dan klonk geen woord in liefdestaal.

Ik kan wel in de toekomst schouwen
al wat er te gebeuren staat;
Ik kan op mijn geloof wel bouwen
dat nooit of nimmer wank'len gaat.
Ik kan de bergen wel verzetten,
de zeeën worden wel weer droog:
maar niet gevangen in de netten
van liefde: 'k heb geen zuiver oog.

Mijn leven kan 'k de Heer wel wijden,
al wat ik heb delen tot spijs;
de goede zaak kan ik wel lijden:
dat kost mijn leven grote prijs.
Maar als de liefde niet kan winnen,
dan lijd ik schade aan mijn ziel,
dan blijf ik dor en leeg van binnen
omdat ik uit Gods handen viel.

Geloof en hoop en liefde samen
zijn tekens van Gods Koninkrijk.
Sluit nu de kring. Zegt allen: "Amen,
dat onder ons Gods liefde blijk'!"
Laten wij bouwen aan de aarde;
het is de liefde die het wint.
De liefde is de grote waarde
waarmee Gods Koninkrijk begint.

Melodie : Psalm 118 Liedboek voor de kerken.

Frans den Harder