De mens die op de aarde wordt geboren,
mag nimmer hij in goeden doen dan zijn,
tegoed zich doen aan enig rijk festijn,
met parels paraderen die bekoren?

De mens die in de wereld wordt geboren,
waar velen vallen voor de schone schijn,
hij hoort niet vàn de wereld ooit te zijn,
waar hij zich door bekoring laat bekoren.

Genieten mag de mens te allen tijde
van alle aardse schatten, zilver, goud,
zich sieren met briljant en zuiv're zijde,

als hij in 't hart het kostbaarst houdt, onthoudt
dat dit bestaan eens ophoudt, gene zijde
geen goud, maar vraagt van hem een hàrt van goud.