Verslagen zat hij daar met vele vragen,
door noodweer leek de hemel een vergiet,
de hele streek verklaard zwaar rampgebied,
voor hem begonnen donker droeve dagen.

Na 't onheil, ongenadig toegeslagen,
vroeg hij waarom God dit gebeuren liet.
Als men, als God, heel 't plaatje overziet,
weet men wellicht wat Hij al heeft te dragen.

De mens meent dat hem straft een straffe God.
Bij rampen en verliezen van geliefden
verwijten zij God hun noodlottig lot,

geloven dat zij Hem misschien eens griefden.
Het liefst draagt Hìj 't voor ons, het liefst wil God
gerieven Zijn geliefden, Hij is Liefde.



 Er is niet één die groter gunst geniet,
 
gevrijwaard van rampzalige noodlotsslagen.