Als je languit ligt op het groene mos,
ontspannen in een mooi en rustig bos.
Daar hoor je, alles wat rond vliegt, fluiten,
de melodie kennen ze van buiten.
Wat schitterend is toch Uw schepping Heer,
als 'k er ben constateer ik 't keer op keer!
 -
Opnieuw zal ik weer wachten tot de avond daalt,
dan wordt er door dé vogel uitgehaald.
Klokslag middernacht in  zijn volle praal,
klinkt daar het mooie lied van nachtegaal.
't Brengt, God zijn maker, lof bij volle maan,
daar moesten wij allen eens stil bij staan.
 -
Dat kleine vogeltje, zo grauw van kleur,
zingt daar zijn hoogste lied met veel grandeur.
Je hoeft niet  stralend mooi te zijn voor God,
zing dus  jouw eigen lied met veel genot.
Zeg niet: "Ik heb toch haast niets te geven,"
denk  aan dat vogeltje met  zijn léven.
 -
Hij gaf  jou je mooie stem,
zing daarmee, tot eer van Hém.
Als je dat dan hebt volbracht,
mag je rusten in Zijn pracht.
In Zijn  schepping, de natuur,
die Hij gaf met Heilig Vuur!
-