Al dwarrelend
knoerp ik me
een sneeuwman,
of het ook
anders kan.

Met een mondstreep
van vrede,
een neus snuivend hoop.
Voor de ogen aas ik
op kolen
warm als vuur,
zelfs bij deze temperatuur.

Nog driemaal knoerpen
voor de knopen,
maakt hem tot een persoon.
De gedeukte hoed des levens
als parel op de kroon.

Snel de bezem,
het liefste maar omgekeerd,
voor als aanvallers zijn gesitueerd.
Dient als  geestelijke uitrusting,
zonder de geringste handeling.

Dit is dus mijn sneeuwman,
bezie hem maar.
Als ik er nu nog in geloof,
staat geloof, hoop en liefde daar.
(er ontbreekt nog iets, de sjaal, om niets...)