Als tijd dringt in korte spanne
een keus mij opgelegd
wat blijft dan over van mijn twijfel
van ieder woord dat ik heb gezegd
mijn uiterlijke zelfreflectie
al mijn goddelijke schijn
wat zal ik meer dan een mens nog zijn

mijn keus raakt niet de hemelboog
zover zal mijn gedachte niet stijgen
mijn nederigheid gaat te hoog
zoals mijn goddelijkheid zal verdwijnen
maakt zelfreflectie niets meer uit
als mens ben ik ter wereld gekomen
in God geloof ik, ik wil niet dromen.