Het was in het tolhuis,
mijn werkplaats
van meten en wegen
en geld vangen.
De rabbi zag mij zitten
en zei: Volg mij.

Ik keek om me heen.
Moest hij mij hebben?
Mijn vrouw misschien.
"Vrouw, er is hier iemand
die je roept."

"Nee, niet je vrouw;
jou moet ik hebben.
Volg jij mij maar."

Volgen. Ik?
Ik, zijn leerling worden?
Ik, een tollenaar?
Maar de kracht van zijn stem,
er was geen ontkomen aan.
"Ja, Heer, ik wil!
Graag eigenlijk.
Maar zet u zich toch eerst
met mij en mijn vrienden
aan tafel."

En zal ik u wat zeggen?
Hij mocht mijn vrienden
evenzeer.