-Gebed-in-zware-ziekte-
 
 
Here straf mij toch niet in Uw toorn en sla mij niet,
Uw grimmigheid is over mij, tot mijn groot verdriet.
Ja, Uw pijlen zijn in aantal op mij neer gedaald,
het lijkt of het vlees van mijn botten is weggehaald.
Niets is heel aan mijn gestel, vanwege mijn zonden,
d' ongerechtigheid kwam over mij, 'k was gebonden.
 
d' Ongerechtigheden zijn over mijn hoofd gegaan,
als een zware last zijn zij mij te zwaar, 't is gedaan.
d' Wonden stinken, ze etteren weg door mijn verdwazing,
'k ben gebogen, zéér diep gebukt, 't voelt als verglazing.
Ik loop in 't zwart, mijn lendenen vol met ontsteking,
niets is meer gezond aan mij, alles is verbleking.
 
Volslagen verbrijzeld en ook uitgeput door smart,
ik brul het uit vanwege het bonzen van mijn hart.
Here, al mijn verlangens liggen voor U open,
't zuchten is voor U niet verborgen, tranen lopen.
Mijn hart slaat hevig, mijn kracht begeeft het, zij valt af,
zelfs 't licht in mijn ogen mis ik en zie het als straf.
 
Vrienden en bekenden staan afzijdig van mijn plaag,
mijn verwanten staan ver weg, dat ligt zwaar op mijn maag.
Wie mij naar het leven staan spannen mij hun strikken,
wie mijn onheil begeert spreekt van verderf, laat stikken.
des daags verzinnen zij  bedrog, maar 'k ben doof en stom,
ja, ik ben als een man die niet hoort en houdt zich dom.
 
In mijn mond is geen verweer want op U hoop ik Heer,
Gij immers zult antwoorden mijn God die ik vereer.
Ik dacht: "als zij zich maar niet over mij verheugen,
niet tegen mij snoeven, gelovend in hun leugen."
Ik dreig te struikelen, mijn smart staat steeds voor d'ogen
ik belijd mijn zonden, 'k ben bang door 't onvermogen.
 
Mijn vijanden echter leven, zij zijn erg machtig,
talrijk zijn, die mij trouweloos haten, zo krachtig.
Zij die mij kwaad voor goed vergelden, mij wederstaan,
omdat ik het goede najaag, Heer laat ze vergaan.
Here verlaat mij niet, mijn God sta toch niet zo ver,
haast U mij ter hulpe, wees mijn Heil, mijn Morgenster.
 
bewerking van ps 38