Je moet me nooit vertellen
dat er geen wond’ren zijn.
Ik zie ze steeds gebeuren
in ’t groot en in het klein.
Ik weet wel dat de doden
niet uit het graf opstaan
en dat de leeuw niet vredig
met lamm’ren om kan gaan.
Maar als ik nu eens luister
wat ’n vriend pas heeft doormaakt,
zijn ogen en zijn tenen
door ’t noodlot aangeraakt.
Hoe hij het licht ontdekte
en ook weer lopen kon,
waardoor als ’n machtig wonder
zijn dag opnieuw begon!
Je moet me nooit vertellen
dat er geen wond’ren zijn.
Voor hem is ieder uur nu
een feest vol zonneschijn.
Ik vouw daarvoor mijn handen
en zeg, als mens heel klein:
”Bedankt, hoor Vader, dat er
nog van die wond’ren zijn!”
Frits Deubel
21 april 2005
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.