Zo onbereikbaar als jij bent,
zo vol intens verdriet.
Nauwelijks jezelf herkent,
je bent er wel, maar eigenlijk niet.

Je vraagt je af wat deed ik fout,
het lijkt zo doelbewust.
De vaste rots, jouw zielsbehoud,
dat nu in ongeloof berust.

De levenslast is zwaar te dragen,
er lijkt geen uitkomst in 't verschiet.
Je bent niet iemand om te klagen,
en denkt dan God je niet meer ziet.

Komt er een eind aan al 't verdriet,
of zal de pijn opnieuw beginnen.
Schijnt er toch licht al zie je 't niet,
zal toch Gods liefde overwinnen?

Gods liefde trekt jou door de nacht,
niets zal jou daarvan scheiden.
Hij geeft jouw grenzeloze kracht,
als jij zijn Naam weer zal belijden.
Anton van der Haar