Als ‘s zondagmorgens de klokken luiden
Is ‘t God die tot ons roept: ,,o kom l’’
Ze luiden om ons te wekken,
Dus draai je nu niet nog eens om.

‘t Is zo verleidelijk , nog even slapen.
,, Ja, ik kom zo,’’ zeg je dan.
Beneden staat je moeder nog te wachten
En roept: ,,zeg komt er nog wat van?’’

Je laat, het is al weer bij tienen,
De klokken zijn al weer gestopt.
Je hart is nog gesloten,
Je oren dichtgestopt.

Weer geen gehoor gegeven aan de klokken,
En rustig slaap je voort.
God staat aan je hart te kloppen,
Leef toch niet zo ongestoord.

Een uurtje voor de Heer
Uit eerbiet voor je God.
En weet je wat er zo erg is ?
Je doet je eigen ziel te kort .

Straks als de klokken eens gaan luiden,
En ’t niet op zondag is,
Dan kan het wel te laat zijn,
En is het voor eeuwig mis.

Blijf toch niet langer slapen,
Als de kerkklok ’s zondags roept.
Maar ga dan toch naar ’s Heren huis,
Hij is het, die je zoekt.

Geef toch gehoor aan Jezus,
Hij geeft voor alles moed en kracht.
Als je de klokken weer hoort luiden,
Weet dan, ’t is God die op je wacht.

Ans Guijt

16 februari 2006 (ingezonden door Silvia Lamboo)