God is een, en God is al.
Niet van steen en niet van goud,
Niet van brons en niet van hout,
Onmeetbaar in getal.

God is hier, God is alom.
Verborgen voor het menselijk vermogen.
Onzichtbaar beeld voor beide ogen.
Tronend in Zijn heiligdom.

Dat heiligdom is weergaloos.
Voor ieder schepsel onbereikbaar.
Voor pastor, priester, moordenaar,
Tenzij hij voor zijn Schepper koos.

Dan worden snaren van het hart geraakt.
De ziel gestreeld met mededogen.
Geklaard het licht in blinde ogen,
Van aardse banden losgemaakt.

De zonde die, verkleefd aan ons bestaan,
Steeds de weg naar God verspert,
En ons tot schaamt' en schande werd,
Is aan 't kruis op Golgotha tenietgedaan.

Wijd open staat de hemelpoort.
De weg naar God werd vrijgemaakt.
Het eeuwig leven is ontwaakt,
Voor elk die naar Zijn roepstem hoort.