Ik schuil in Uw genade‑licht,
zo veilig, zo sterk.
De beden, die ik tot U richt
zijn door U opgemerkt.
Hoe machtig sterk, hoe groot van kracht
eeuwig is Uw gena.
Verbazing is 't wat U bewerkt
als ik schuil in 't goddelijk 'ja'.
 
Geen veiliger plaats vind ik op aard
dan in Uw sabbatsrust.
Uw heilsschat in mijn hart bewaard
maakt mij Uw trouw bewust.
't Is wondere vree en diepe vreugd :
Een dag vol zonneschijn.
De sabbat voor elk kind van God
zal Jezus Christus zijn!
 
Een nieuwe dag reikt God ons aan
waarin wij leven en bestaan.
Voor wie zijn rust is ingegaan
zal ‘t eeuwig sabbat wezen.
Een dag, die 't bij geen andere haalt
en door geen datum wordt bepaald.
Daar vindt een mens de ware vree.
Zijn rust wordt daar volkomen.

(Hebr. 4:7‑10)