van de Oude Stad Jerusalem
naar de Olijfberg, is ‘t niet ver:
de Stad uit, en het Kedrondal door,
dan is men er al gekomen;
en uit de Schriften wordt vernomen:
Jezus ging Zijn jongeren voor
naar de bergtop, en zij kwamen er
samen, luisterend naar Zijn stem

Hij werd ten hemel opgenomen,
zij zagen het voor hun ogen;
Hij ging om ons plaats te bereiden
in het hemelse Vaderhuis,
daar brengt de Heere ons eeuwig thuis:
Hij zal ons naar Sion leiden;
voor ons behoud was Hij bewogen
en de eerste keer gekomen

Het Is Volbracht, op Goede Vrijdag,
door Hem, alleen, op Golgotha;
op Zondag werd het de Paasmorgen,
wat een morgen van verblijden!
victorie, tot het eind der tijden:
Jezus leeft!, Hij droeg de zorgen
en de zonden weg, op Moria;
nu komt Hij voor de laatste slag

zie, de Heere komt een tweede keer;
in de Schriften staat ‘t beschreven,
het is door de engelen gezegd
op de dag van Zijn hemelvaart,
toen jong’ren Hem hebben nagestaard;
en in de Schrift is vastgelegd,
dat Woord is door de Heer gegeven:
met kracht en machten kom Ik weer

en wat een Morgen zal dat wezen!
met grote macht en heerlijkheid
komt Hij, aan ’t hoofd van legermachten,
de Ruiter op het witte paard,
zo komt Hij terug naar deze aard’:
vreugde voor wie Hem verwachten
Hij, onze Heere, in eeuwigheid
Koning, nu, en voor na dezen

Hij komt, als de bazuin zal klinken
en de aartsengel roepen zal;
zij die de tijdgrens overgingen:
wij zien ze, en zij zijn er weer ;
’t leger van de boze slaat Hij neer,
Hij, de Heer van alle dingen,
Jezus Christus, Heerser over ’t al:
hoe schoon zal Zijn glorie blinken!

Hij zal het pad gaan, dat zal leiden
langs de Olijfberg, door het dal
dat Kedron heet: zie, daar is De Stad
Jerusalem, Stad der Steden,
de Gouden Stad, in ’t eeuwig heden
waar Hij voor ieder van ons bad,
die Hem nu als Vorst ontvangen zal:
Hij zal eeuwig ons verblijden!

bij Handelingen 1: 1-11; Johannes 14: 1-3; I Thessalonicenzen 4: 16-18;
Openbaring 19: 11; Ezechiël 48: 35