Hoe zal het zijn als ’t oog voor altijd sluit.
Mijn moede hartklok niet meer luidt.
Mijn aardse leven afgedaan.
Het eind er is van mijn bestaan.
Als ik tot stof zal wederkeren,
Zal ik mijn leven dan ontberen?
 
Mijn levensreis is dan volbracht.
Een gouden toekomst die mij wacht.
De Hemel die ik zocht nu openstaat.
De Heiland die mij binnen laat.
Mij met open armen zal ontvangen.
Mij het feestkleed om zal hangen.
 
Mij dan bestraalt met hemels licht
Van Zijn lieflijk aangezicht.
Tranen die in parels transformeren.
Er niets meer rest om te begeren.
Geen verlangen naar het aardse leven.
Ondanks alles wat het heeft gegeven.
 
Waar ik aanzit aan Zijn lange dis,
Met vette spijs, wijn, brood en vis.
Waar trompetten klinken in Zijn Hof,
En gezangen tot Zijn eer en lof.
Waar ik enkel vrienden zal ontmoeten,
Wijl Gods eng'len mij begroeten.
 
Dat is, wat mij is toegezegd.
Al eeuwen lang is uitgelegd.
Evangelisten en profeten
Laten het nog immer weten.
Gedreven door de Heil'ge Geest.
Genodigd tot Het Grote Feest.
 
 
November 2010.