In ieders ziel is er een eeuwig streven
naar hoger, verder, naar Gods sfeer van licht.
Het zielewezen is op God gericht,
Zijn zon, Zijn licht, verbonden met het leven,

zelfs zij, nu duister, zullen licht eens geven.
God ziet ons zieleleven, ziet ons licht,
op aard verborgen voor ons aardse zicht,
voor Hem verbergen kan men zich niet even.

Als men in het hiernamaals verder gaat,
pakt men de draad op waar op aard men was,
Zijn lichtsfeer is wat ons voor ogen staat.

Van sfeer tot sfeer, in licht dat ons steeds past,
leert 't Licht ons, leidt ons, weet hoe 't ons vergaat,
het zélf volbrengen telt pas, pas na pas.