Hoe zucht de aarde sinds de val
Wie hoort haar kermen, kreunend kraken?
Wie hoort het wenen van ‘t heelal?
Wie zal de ware diepte raken?
Waar niemand zelf ooit komen zal? 

De ganse schepping, goed geschapen
Alsof zij baren gaat, verzucht
In nood: wie zal nog rustig slapen?
Wanneer is ‘t einde? Waar de vrucht?
Gevallen en niet op te rapen!

O God, wij zijn hiervan de schuld
Wat zijn wij eindeloos diep gevallen
Daarom wordt dit aan ons vervuld
Ook door mijn zonden lijden allen
't Is daarom dat de schepping brult!

De schepping hunkert naar het einde
In barensnood wil ze verlost
Van ‘t juk waar ze lang onder kwijnde
Wat zoveel tranen heeft gekost
En geen verdriet zich ooit verkleinde

‘t Is daarom dat ik, Heere, smekend
Steeds uitroep: ‘’Heere Jezus, kom!’’
‘’Kom haastig’’. Want de tijd getekend
Van Uwe komst is bijna om
De vijgeboom haast uitgerekend!