Een jagend roofdier laat dán leven;
het graast zelfs vredig naast een lam.
Corrupte leiders zijn verdreven,
geen stad, natuurgebied vat vlam.

Wat nu mijn hart met zorg en pijn vult
zal zijn geweest; voorgoed voorbij.
Het aardse leed: dat was slechts míjn schuld,
maar U vergeeft, U reinigt mij.

'k Hervind mijzelf weer in Uw ogen,
geen vraag of twijfel houdt nog stand.
U wilt mijn stroom van tranen drogen,
geeft vrede in dat Hemels land.

Een witte steen zal ik ontvangen,
een nieuwe naam die ik slechts ken;
bewijs van vrijspraak, trouw, verlangen,
verbonden aan Uw naam 'Ik ben'.