we leven in een seculiere tijd
daarbij gaat het om het aardse leven
men hecht geen belang aan de eeuwigheid
of die bestaat of niet, is om ’t even

het gaat om mij en om mijn eigen ik
voorspoed voor mij, in mijn aardse leven
alsmaar vooruit, dat geeft de hoogste kick
daar zal ik alle aandacht aan geven

mijn tijd is kort, en dus carpe diem
haal er uit wat er valt uit te halen,
of dat ook goed is voor haar of voor hem
is hun zaak, ik ga dat niet betalen 

en of er hierna wat is, weet ik niet
hoe dan ook, ik wil daar niet aan denken
het past niet bij mijn aardse levenslied
bij alle dingen die mij hier wenken

maar: het leven telt zeventig jaren
misschien tachtig, en dan is het voorbij,
en over de dingen die er waren
wordt dan geoordeeld, over u en mij

als iemand alleen zichzelf heeft gezocht
wat heeft die in de hemel te wachten
daar is het einde van zijn aardse tocht:
zonder morgens, met alleen maar nachten

ik ben me dat nu bewust gaan worden 
ik heb niets aan te voeren ten goede 
Heer, er is ook niets uit mij geworden;
geef mij gratie, neem mij in Uw hoede  

U hebt voor vijanden willen sterven
ik hoorde tot hen, ik belijd dat, Heer
laat mij niet mijn leven, maar U erven
en mag ik verder leven tot Uw eer 

zeventig of tachtig jaar is de tijd
die ons is gegeven om te reizen
van hier, uit de tijd, naar God’s eeuwigheid
de Schrift meldt ons dat, op vele wijzen

hoe schoon de aarde is: wij zijn hier gast
we zijn op weg naar de Stad der Steden
naar Jerusalem, dat reisdoel staat vast
om daar te zijn in een eeuwig heden

in alle glorie samen met de Heer
wandelen daar in de gouden straten
komen in Zijn voorhoven telkens weer
wij mogen ons op de Heer verlaten

het Lam van God, Koning der Koningen
aan Hem is alle heerschappij en macht
het Vaderhuis met vele woningen
daar is ’t waar de Heer ons allen verwacht

geen seculiere tijd maar eeuwigheid
Hij onze Heer geeft het eeuwig leven
dat heeft Hij voor wie gelooft toebereid
Hij zal het op de Jongste Dag ons geven

Het Lam van God wordt daar aangebeden
Hij, Jezus Christus, Heer der Heerlijkheid:
op reis hebben wij Zijn Naam beleden
nu zijn we thuis, bij Hem, in eeuwigheid

bij : Maleachi 3 vanaf vers 13, en 4;
Psalm 90; Openbaring 21 en 22