we waren in het paradijs, in de Hof van Eden
in al haar heerlijkheid, waar we met de Heer wandelden,
het was voor ons allen bestemd als een eeuwig heden
om daar als rentmeester voor de Heere te handelen

in alle dankbare vrijheid, naar Zijn welbehagen,
die de Heere heeft klaargelegd voor ons, Zijn kinderen,
zo zal het weer worden aan 't eind van de aardse dagen
niets zal 't door God herkrijgen van die vrijheid hinderen

met reikhalzend verlangen wachten wij hier naar die tijd
de Schrift spreekt van het openbaar worden bij God's zonen
van de bevrijding van de schepping naar God's heerlijkheid

terug naar Hem in Eden, heeft Hij in ons hart gelegd,
wij zullen altoos bij de Heere zijn, bij Hem wonen
Hij, Die voor ons op Moria voldeed aan 't Godd'lijk recht

bij: Genesis 2 : 8 -15;
Romeinen 8 : 18 - 22;
I Thessalonicenzen 4 : 16 - 18