ze verlaat ons
op een ochtend
met het eerste zonlicht
van het voorjaar
breekbaar zacht
op haar smalle gezicht 

haar bleke vingers
zoeken gebogen
en broos nog een kans
handen rusten
om de kralen
van een rozenkrans 

haar laatste woorden
verstommen in
zuchtend gefluister
adembenemend
zingt een merel
voorbij het duister 

gebroken ogen
worden kalm
behoedzaam toegedekt
als ze stilletjes
in de lentezon
vertrekt